“Laten we wat minder met onszelf bezig zijn en wat meer met de ander”. Deze woorden las ik een dezer dagen als wens voor het nieuwe jaar. Ik ben het er niet mee eens, integendeel zelfs: laten we juist wat meer met onszelf bezig zijn! Dan komt de rest vanzelf …
Te vaak projecteren we onze eigen pijn en behoeften op de ander. De ander doet iets waardoor ik mij zo voel, de ander moet mijn behoefte (aan erkenning) bevredigen. Het grote probleem is dat dat zelden écht bevredigend is. De ene onbevredigende relatie volgt de ander op, de ene onbevredigende baan/baas, situatie volgt de andere op.
Toen ik jaren geleden in therapie ging had ik het gevoel dat mijn behoefte aan liefde een bodemloze put was. Dat voelde toen helemaal niet fijn en ik dacht niet dat het ooit nog iets met mij kon worden. Toch voelde ik kennelijk feilloos aan waar het probleem zat. De behoefte aan liefde, aan erkenning, aan respect, aan gezien worden lijkt eindeloos en bodemloos. Het gaat maar door. En zo lang we de bevrediging buiten onszelf zoeken zál het ook doorgaan. Net zolang tot we ons verbinden met de onderliggende pijn en angst. Dáár zit de mogelijkheid tot transformatie. Dáár, in onszelf. Dat wil niet zeggen dat we een ander daarvoor niet nodig hebben …
De connectie kunnen we vinden via ons lijf, niet de vraag ‘wat heb ik nodig? brengt ons verder maar veel meer de vraag ‘hoe voelt dat in mijn lijf?’. Hoe draag ik deze pijn met mij mee? Dáár aandacht voor hebben, dát horen en zien en erkennen en respecteren, dat helpt je verder. Dát brengt het proces weer op gang. Er aandacht voor hebben, het erkennen en respecteren betekent niet dat je het ook moet volgen. Als je bijvoorbeeld merkt dat er een grote boosheid (of angst of wat dan ook) in je heerst ten opzichte van iemand, dan kun je dat de ander eens even goed duidelijk maken of je kunt beginnen met daar eens wat aandacht aan te besteden. Jíj kunt aandacht hebben voor dát in jou dat woedend is. Daar wordt het niet groter van, sterker nog, waarschijnlijk wordt het meteen al een beetje kleiner. Dat erkennen betekent niet dat je de ander daar eens even mee zult confronteren. Nee, niet vereenzelvigen, ook niet wegduwen of weg rationaliseren, wél erkennen dat dit er is, in jou, daar zit een grote woede. Dát doet goed, dat merk je meteen.
Respect hebben voor deze woede betekent niet dat je er ook meteen naar moet handelen. Het betekent dat je er een soort benieuwde aandacht voor hebt, ‘goh hoe voelt dat eigenlijk in mijn lichaam, waar voel ik dat eigenlijk?’ En dan dáár maar eens wat bij in de buurt zijn, op gepaste afstand en er benieuwd naar zijn. ‘Goh wat maakt dat dit ‘deel’ in mij zó boos is?’ En dan openstaan voor wat er komt, of ‘het’ er misschien iets over wil laten weten, en jíj luistert, zonder oordeel, zonder dat je er iets tegenover stelt – meer begripvol, ‘ach ja, geen wonder dat daar zo’n boosheid is’ en daar gewoon maar even bij in de buut blijven …
Zo’n soort aandacht, dát maakt dat er iets kan veranderen. En dat merk je, dat voel je in lijf, het wordt ruimer en lichter, je voelt je weer met je beide voeten op de grond staan, je blik wordt helderder.
Misschien is er niets meer nodig naar die ander toe, misschien blijkt het zelfs helemaal niet iets met deze ander te maken te hebben. Misschien is er wél iets nodig, een verhelderend gesprek bijvoorbeeld. En áls je het gesprek aangaat wordt het een heel ander gesprek dan wanneer je vol vanuit je woede reageert op de ander. De kans is dan veel groter dat die ander je ook hoort. En er is een grote kans dat jij nieuwsgierig wordt naar wat maakt dat de ander zó reageerde. En, ja soms is een gesprek niet mogelijk en moet er een duidelijke grens getrokken worden. Maar ook dan: een grens, gesteld vanuit het contact met je innerlijk blijkt veel sterker dan die vanuit de emotie.
Je kunt dit proces in je eentje doen, maar samen gaat het beter en dieper. Soms is alleen lastig, omdat er veel kritische stemmen aanwezig blijken te zijn, ‘stel je niet zo aan’, ‘zo erg is het nou ook weer niet’, of je merkt dat je er teveel mee samen valt, of dat je afgeleid raakt. Dan is een luisteraar helpend. Het is sowieso vaak fijner en makkelijker om het samen te doen, dat helpt voor je eigen proces maar is ook goed, verdiepend voor de relatie met de ander. Je bent er voor elkaar, om de beurt. Tijdens het luisteren schort je dan je eigen “gedoetje” even op, straks luistert de ander naar jou.
Focussen is geen navelstaren, focussen is contact maken met wie je in wezen bent. En als jij in contact bent met jezelf is het contact met de ander makkelijker, fijner, vervullender. Iedereen heeft (op de een of andere manier) behoefte aan verbinding – het is een van de existentiële gegevenheden. Maar als er geen verbinding is met jezelf dan houdt de verbinding met de ander altijd iets onbevredigends.
Natuurlijk moet ik mijn eerste zin nuanceren. laten we op een andere manier wat meer bezig zijn met de ander, benieuwd, zonder oordeel, luisterend. En niet in plaats van met onszelf bezig zijn, maar juist vanuit de verbinding met onszelf.
Zo, dit is mijn nieuwjaarswens, voor iedereen:
… dat je alles wat in je leeft mag erkennen
en de aandacht mag geven die het nodig heeft,
opdat het leven in jou én buiten jou
zijn oorspronkelijke richting mag (her)vinden …
waar je ook bent in welke omstandigheden dan ook
én
dat we elkaar daarin mogen vinden en steunen.
Ik denk dat het niet alleen goed is voor onszelf en onze directe relaties maar ook voor de wereld als geheel!
De tekst van het self-empathy statement op deze nieuwjaarskaart is van Wilhelmina Zoutewelle, evenals de foto. Zij heeft de tekst gemaakt op een moment dat ze vastliep in een proces in zichzelf en een stapje terug moest doen omdat ze merkte dat teveel innerlijke kritische stemmen het proces in haar overnamen.